Huidhonger in quarantaine
Dagelijks werk ik met mensen, hun verslavingen, hun angsten, hun innerlijke stemmen. Dagelijks werken we aan persoonlijke ontwikkeling en probeer ik het gezamenlijke, zware gevoel in deze tijd te verlichten.
Veel heb ik meegemaakt, ik ben daar dankbaar voor, want zo kan ik meer empathie opbrengen voor de mensen om mij heen, met wie ik een stukje mag meewandelen. Eigenlijk is er weinig wat ik niet aan den lijve of emotioneel ondervonden heb. Vele levenslessen kwamen voorbij. Maar deze nog niet, althans niet zo sterk.
Mijn zoon had last van verkoudheidsklachten, een zere keel en hoofdpijn. Al een paar dagen, zo zei hij tegen mij op de derde dag dat hij klachten had. Toch maar even een testje doen, was zijn devies. Niet wetende dat deze uitspraak mij het gevoel zou geven dat me nu bevangt. Het testje wees uit dat hij positief was bevonden: corona, COVID-19, Het Virus, variant onbekend en niet ter zake doende.
Eerder, tijdens de eerste lockdown, had mijn vriend corona en zagen we elkaar langer niet, omdat we geen huisgenoten zijn. Mensen om mij heen kregen “het”. In de weken dat mijn vriend het virus verteerde, voelde ik de collectieve angst, versterkt door eenzaamheid. Ik keek vanuit het raam van mijn woonkamer naar de bouwkeet die aan de andere kant van de straat was geplaatst. Het bleek een ontmoetingsplaats voor ouderen en hun dierbaren. Twee deuren met in het midden een glaswand. Zo kon je elkaar zien zonder gevaar, want corona is heel gevaarlijk, zo wordt ons geleerd. De ultieme uiting van het Grote Gevaar, elkaar zien met een glaswand ertussen. Niks aanrakingen, niks knuffels, niks lijfelijk energie uitwisselen. Cursussen, meetings, borrels, workshops, alles gaat digitaal, niets is live en alles is met een wandje ertussen. Wat doet dat met ons mensen?
Dikwijls moet ik denken aan een bekend onderzoek met aapjes. Baby-aapjes mogen kiezen: of een surrogaatmoeder van stof, lekker zacht en warm waar ze zich tegenaan kunnen vlijen of een moeder van koud metaal, maar met voedsel. De aapjes kiezen unaniem voor de moeder van stof en haar warmte. Ze gaan nog liever dood van de honger, dan zonder warmte en aanraking te moeten leven.
De collectieve angst die ik voelde tijdens de eerste lockdown, sloeg nu om naar een collectieve teneur. Mijn zoon positief getest en ziek, besloot in het huis van zijn vader uit te zieken, want een tuin en een rookschuur, zijn niet onbelangrijk als je bijna 18 bent. Zelf was ik negatief getest. Toch had ik een quarantaineplicht van minimaal 5 dagen, omdat mijn zoon positief was bevonden. Positief, positief, ik vond het allemaal niet zo positief en moest mezelf continu herinneren aan mijn taak; verlichting brengen.
Vijf dagen na het laatste contact met Het Gevaar mag je weer naar buiten als je negatief getest bent. Nou negatief ben ik wel, of bedoelen ze dat niet? Mijn koelkast volgestouwd, mijn cliënten via Zoom en dus geen reden om naar buiten te gaan. Sterker nog het mag niet. Baldadig word ik ervan als een ander bepaalt dat ik niet naar buiten mag en voor 21.00 uur binnen moet zijn, positief of negatief getest. Nog drie dagen te gaan…
Gisteren had ik het ermee gehad, trok mijn skates aan en zette in mijn baldadige bui een podcast over liefde en energie op, in de hoop wat balans te vinden in mijn nukkige weerstand. Boos over het feit dat mijn uitje met mijn Lief niet door zal gaan, start ik mijn rondje van 10 km, een routine sinds corona. Veel wind, lekker, dat helpt de boosheid doorgaans keren.
Steeds verder in de podcast en in meditatie over acceptatie, liefde, harmonie, genietend van de bomen, de natuur en het heimelijk genoegen toch naar buiten te gaan, nader ik een rotonde met zebrapad. Een zwarte auto minder vaart, althans dat doet hij toch?
In mijn liefdevolle meditatie schreeuw ik ’Lul!’ en een oudere voorbijganger schudt zijn hoofd.
Het volgende moment klap ik hard tegen de zwarte auto of de auto tegen mij. Ik weet het niet. De man stapt uit en roept 10 keer ‘Sorry, ik had je niet gezien!’ Dat snap ik, anders had ik hier nu niet gelegen. Omstanders vragen of het gaat. Ja, het gaat. Ik krabbel op en zeg tegen de man dat zijn auto beschadigd is. Deuken, krassen, lakschade. Hij zegt me dat het niet erg is zolang ik maar niet beschadigd ben.
Ben ik beschadigd? Ik heb zere polsen, mijn wang en kin gloeien, ik heb geremd door mijn handen op het zijportier van de auto te plaatsen. Mijn knieën doen zeer en mijn middelvinger kan ik moeilijk bewegen. Had ik die omhoog toen ik lul riep?
Zonder verder iets uit te wisselen, skate ik weg. Dat gaat best wel, maar ik voel de tranen opwellen.
Nog op de skates bel ik mijn ex die altijd een luisterend oor heeft en mij al diverse keren gered heeft in mijn leven. Ik had gegevens moeten vragen, want wat als ik morgen toch ernstige klachten heb? Daar heb ik niet aan gedacht en eenmaal thuis op de bank kan ik niet kiezen, zal ik lachen of huilen? Ik stuur appjes naar mijn drukbezette Lief en mijn beste vriendin, ondertussen denkend aan de lessen over shock en trauma.
De middag is gevuld met cliënten en onder andere hun verslavingen, jazeker via Zoom! Lekker veilig, een wandje ertussen. Een berg werk wacht op mij, mails, factureren en ik kan me er niet toe zetten. Ben ik in shock? Netflix trekt en ontspant voor geen meter. Ik app met vrienden, vriendinnen, bel met mijn Lief en mijn nog altijd positief bevonden zoon en heb zo’n behoefte aan knuffels.
In de avond met Netflix in bed, mijn huisje mijn wereld, app ik met mijn vriend. Ik ben verdrietig schrijf ik. Hij vraagt me of hij iets voor me kan doen. Ja, denk ik, JA!
Mij knuffelen, vasthouden, kusjes geven op mijn gebutste plekken, in mijn oor fluisteren dat ik lief ben, dat het goed komt, vertellen dat er van me gehouden wordt. Maar dat gaat allemaal niet, want er is iets heel Gevaarlijks gaande, ik ben Gevaarlijk.
Vandaag is de dag waarop we een gezellig uitje zouden doen, een nachtje samen weg. Even eruit, even het leven vieren. We zouden elkaar beminnen dat weet ik zeker, liefhebben tot in ieder vezel. Nu lig ik alleen in mijn bed, weer verdrietig en met zo’n behoefte aangeraakt te worden. Vastgehouden, zachtjes gestreeld. Ik ervaar ten volle wat het met me doet om huidhonger te hebben, juist wanneer ik kwetsbaar ben, gebutst en gehavend.
Ik denk aan die mensen die heel ziek zijn, zo graag lijfelijk contact zouden willen, aan mensen die stervende zijn en dat alleen moeten doen, mensen die veel langer dan vijf dagen alleen zijn. Aan die cliënt van mij voor wie het leven in pijn en eenzaamheid wat hem betreft mag eindigen. Die andere cliënt die vecht voor haar leven met chemo’s en bestralingen. Alleen, want ja, dat sinds een jaar aanwezige Gevaar.
Enerzijds buig ik voor dat wat groter is en waar ik geen invloed op heb en anderzijds voel ik weer die opstand. Wat is nou gevaarlijker, een virus of het niet stillen van onze huidhonger? Onze behoefte aan fysiek contact, juist na een intense gebeurtenis of tijdens ziek zijn, is zó groot en zoals gebleken bij de aapjes, van levensbelang.
Nu voel ik pas echt wat al die miljoenen mensen voelen als ze eenzaam, ziek en alleen, gedwongen zijn opgesloten in hun eigen omgeving en niet gekoesterd worden.
Ineens besef ik mijn zieke zoon niet geknuffeld te hebben. Ook denk ik aan dat zijn vader en ik toch even moesten overleggen over wie de klos zou zijn. Want daar waar zoonlief zou uitzieken, was Het Gevaar.
Ik heb mijn zoon nog niet gevraagd hoe dat voor hem was en nu is, ook hij wordt niet geknuffeld en voelt zich wellicht, net als ik, afgewezen en alleen, omdat we een Groot Gevaar zijn.
Ik besluit weer burgerlijk ongehoorzaam te zijn, te gaan skaten, een podcast te luisteren over acceptatie, als ik dat allemaal nog durf tenminste. En als ik nu weer aangereden word? Dan vraag ik om een knuffel van alle omstanders, Gevaar of geen Gevaar!